woensdag 6 januari 2010

dagnotites 06 januari 2010

11.32 - kreeg gisteren enkele foto's opgestuurd van mijn korte verblijf in België eerder dit jaar - alwaar ik onder andere een bezoek bracht aan het koloniaal museum te Tervuren, het AMVC Letterenhuis & het plantin-moretus te Antwerpen. Maar ook het onderstaande had mijn volledige aandacht.

vond zojuist de hieronderstaande beschrijving van het incident, maar kan me jammer genoeg niet herinneren, waar ik het indertijd aan ontleend heb - mocht iemand een idee hebben - dan verneem ik dat gaarne.

Op 3 juli 1873, vijf weken na hun aankomst in Londen, ontstaat er een hevige ruzie. Rimbaud maakt Verlaine belachelijk als die thuiskomt met een vis en een fles olie. Verlaine gooit de aanschaf naar het hoofd van Rimbaud, rent de trap af, naar buiten, naar de Theems. Daar ligt aan een kade de boot naar België. De volgende dag is Verlaine in Brussel. Hij neemt zijn intrek in het hotel waar ze altijd heengaan, l’Hôtel Liégeois, in de rue du Progrès.

Verlaine schrijft een brief aan zijn vrouw, zeggende dat hij zich voor zijn kop zal schieten als ze niet binnen drie dagen naar hem toe komt. Mathilde had toen al de gewoonte aangenomen om Verlaine’s brieven niet te openen. Deze brief heeft ze pas vijf jaar later open gemaakt. Verlaine schrijft ook aan zijn moeder en aan de moeder van Rimbaud. En Rimbaud schrijft vanuit Londen aan Verlaine:

Londen, vrijdagmiddag.
Kom terug, kom terug, dierbare vriend, enige vriend, kom terug. Ik zweer je, ik zal lief zijn...
Je geeft toch antwoord hè aan je vriend.
Wij, niet meer samen leven? Luister naar wat je hart je ingeeft.
Ik ben de jouwe, voor het leven.
Rimbaud.

Als ik je niet meer terugzie, ga ik bij de marine of in het leger. Ach, kom terug. Ik huil de hele dag door.

Maar ja, Rimbaud kan die brief pas versturen als hij geld heeft voor de postzegel. Hoe moet hij daar aan komen? Hij weet wat. Hij verkoopt de spullen die Verlaine heeft achtergelaten. Als hij dat heeft gedaan en met wat geld thuiskomt, ligt daar een brief die Verlaine hem heeft geschreven. Zogenaamd ‘op zee’, want Verlaine doet net of hij dienst heeft genomen in het Spaanse leger, dat vrijwilligers zoekt om een carlisten­opstand neer te slaan. Hij gaat de dood zoeken...

Dus schrijft Rimbaud nog een brief, die hij tegelijk met de vorige verstuurt. Geld voor postzegels is er immers.

Dierbare vriend,
Ik heb nu je brief ‘op zee’ geschreven. Je maakt een fout, een ernstige fout. Niets positiefs in je brief te vinden, je vrouw komt niet of komt pas over drie maanden, weet ik veel. Jij, de pijp uitgaan? Kom, ik ken je toch...
...Ik ga niet naar m’n moeder terug. Ik ga naar Parijs, ik probeer maandagavond te vertrekken. Je hebt me wel gedwongen om al je kleren te verkopen, ik kon niet anders.
Ja, als je vrouw terugkomt, zal ik je niet compromitteren, dan schrijf ik je nooit...
Tot maandagavond kun je me opbellen, of dinsdagmiddag.

Maar op die dinsdag krijgt Rimbaud een telegram van zijn geliefde:

Vrijwilliger voor Spanje. Kom naar Hôtel Liégeois. Wasmeisje. Zo mogelijk manuscripten.

Bedrog! Hij was helemaal geen oorlogsvrijwilliger. Toen hij dat telegram opstelde had Verlaine van de Spaanse ambassade al te horen gekregen dat hij als vreemdeling niet in aanmerking kwam voor het Spaanse leger.

Nog diezelfde dinsdagavond is Rimbaud in Brussel. De twee vrienden verplaatsen zich naar het Hôtel de Courtrai, 1 rue des Brasseurs. Waarom? Om te voorkomen dat Mathilde echt zou komen, naar het bekende adres. Moeder Verlaine is ook naar Brussel gekomen en gaat mee naar het Hôtel de Courtrai. Ze nemen twee kamers. Een voor moeder. Een voor de beide dichters.

De volgende dag brengen de beide dichters­minnaars door in Brusselse café’s. Ze drinken en maken ruzie. Aanleding: nu geeft Rimbaud weer te kennen dat hij naar Parijs wil. Alleen.

Op donderdagochtend 10 juli 1873 verlaat Verlaine in zijn eentje het hotel en koopt om negen uur in de Passage St.Hubert een revolver en een doos met vijftig kogels. Prijs, alles bijeen: drieëntwintig Franse francs. Na zijn aankoop keert Verlaine terug naar het hotel. Onderweg lest hij, op zijn nuchtere maag, zijn dorst met absint en jenever. Het is een gloeiendhete dag. Wanneer hij op de kamer komt, laat hij aan Rimbaud zien wat hij heeft gekocht. Hij heeft toen onder andere uitgeroepen:
„Dat is voor jou, voor mij, voor iedereen.”

Ze gaan samen de deur uit. Ze gebruiken een aperitief en een lunch in het Huis van de Bierbrouwers, la Maison des Brasseurs. Daar maken ze alsmaar ruzie, aan één stuk door. Om twee uur zijn ze terug in het hotel. Ze gaan naar de kamer van moeder Verlaine. Rimbaud vraagt haar geld voor zijn reis naar Parijs. Verlaine verlaat de kamer en het hotel om nog wat te drinken in een belendend café. Zodra hij terug is begint de ruzie met Rimbaud opnieuw, nu in de kamer van de vrienden. Na een tijdje gaat Verlaine dan weer naar buiten. Dat komen en gaan herhaalt zich zo’n drie à vier keer.

Verlaine komt steeds bezopener terug, Bij zijn laatste rentrée doet hij de kamerdeur achter zich op slot. Hij gaat schrijlings op een stoel zitten en laadt zijn revolver. Rimbaud staat drie meter van hem af.

Verlaine schreeuwt:
„Hier. Je wilt weg? Ik zal je leren!”
Hij schiet. Twee keer.

De eerste kogel treft Rimbaud in de hand. Een tweede treft alleen de muur, 30 centimeter boven de vloer. Het is erg jammer dat het hotel is afgebroken. Literatuurminnaars zouden zich aan het kogelgat kunnen vergapen. Er is wel een gedenkplaat aangebracht die aan het incident herinnert.

In het ziekehuis vertelt de lichtgewonde Rimbaud aan de medische staf een vaag verhaal. Een ongelukje. Er wordt een verband aangelegd. Verlaine smeekt Rimbaud opnieuw hem niet te verlaten. Rimbaud reageert afwijzend. Moeder Verlaine geeft Rimbaud, ter bezwering waarschijnlijk, twintig francs. Om zeven uur verlaten ze het ziekenhuis en gaan gedrieën op weg naar het station. Verlaine loopt voorop. Revolver op zak.

In de rue du Midi, vlakbij de place Rouppe, keert Verlaine zich om. Hij zegt iets onduidelijks tegen Rimbaud. Rimbaud ziet dat Verlaine met zijn hand grabbelt naar de plek waar de revolver kan worden vermoed. Hij zet het op een lopen. Verlaine achter hem aan.

De principële asociaal Rimbaud vergeet dan even zijn principes en roept een politieagent bij zich. Die arresteert Verlaine en neemt ook Rimbaud en mevrouw Verlaine mee naar het bureau. Daar wordt Verlaine in een cel gestopt, samen met een andere dronkenlap. Aanklacht:
Verwondingen, aangebracht door middel van een vuurwapen bij de heer Rimbaud Arthur. Later wordt Verlaine overgebracht naar de gevangenis, la Prison des Carmes.

Rimbaud kan niet vertrekken naar Parijs. Hij moet ter beschikking van justitie blijven. Hij keert met moeder terug naar het hotel. In het ziekenhuis gaat hij nog de kogel uit zijn arm laten verwijderen. Hij krijgt daar bezoek van de onderzoeksrechter. Deze vindt in Rimbauds portefeuille brieven van Verlaine waaruit blijkt dat de vrienden een homosexuele relatie hebben. Hoewel èn Rimbaud èn Verlaine ontkennen dat ze een ‘immorele’ relatie hebben, wordt Verlaine toch in zijn gevangenis onderworpen aan een medisch onderzoek. Teneinde te kunnen constateren of hij sporen draagt van homosexuele gewoontes. (Aux fins de constater s’il porte des traces d’habitudes pédérastiques).

Rimbaud gaat nog naar het Palais de Justice om zijn aanklacht in te trekken. Te laat. Justitie zet door. Hij gaat terug naar huis, alwaar hij zijn Une saison en enfer afrondt.


Geen opmerkingen: